1430
Voor Schepenen te Amsterdam, blijven aan beide zijden 'eens zeggens van allen twy en ghescille' onderling Gherijt Lappe e.a. eenerzijds; en Tete, Godevaert die Vresen wed., e.a. anderzijds, betreffende de erfnisse van Godevaert die Vresen waarin o.m. renten op land in Aemsterveen.
12 Augustus.
Voor Schepenen te Amsterdam, blijven aan beide zijden eens zeggens van allen twy en ghescille onderling Gherijt Lappe en Aernt, zijn zoon, met Gherijt voornoemd als mondbair, eenerzijds; en Tete, Godevaert die Vresen wed., en haar kinderen, als broeder Jan Vistgin, priester, Alydt en Dieduwe met Jacob Jansz. hun mondbair, en haar mondige zoon Willem Meijntsz., anderzijds, betreffende de erfnisse van Godevaert die Vresen waarin o.m. renten op land in Aemsterveen.
S0001
Share
|