1489
6 Februari. De Roomsch-Koning Maximiliaan verleent aan Amsteredamme de vrijheid, om buiten deze stad nog duizend roeden verder, dan de bepaalde grenzen der stedelijke vrijheid van honderd roeden, te mogen bannen en de bannelingen of andere misdagers, zich binnen deze uitgestrektheid ophoudende, te vatten. Brief op perkament, door den Roomsch-Koning geteekend en bezegeld, ontbrekende het zegel, hetwelk daaraan gehangen heeft. Gegeven binnen onser stede van Delf upten Vlden dach in Februario int jaer ons Heerere duysent vierhondert acht ende tachtich, na den loop ons hofs van Hollant.
Het gerecht van Amsterdam rekent nu zijne jurisdictie elfhondert roeden ommegaens der stede. Oud-archief Amsterdam, Keurboek A, fol. 177; ofschoon het stadsgebied buiten de poorten, binnen het welk de ingezetenen verplicht zijn met de stad te gelden ende contribueeren, slechts één honderd roeden ommegaens der stede is.
Op die éénhonderd-roe staan sedert lang de limietpalen der stad buiten de vier hoofdpoorten aan de wegen; maar nu moet ook de uiterste grens der ballingen, duizend roeden verder gelegen, worden aangewezen door ban palen met het Amsterdamsche wapen. Deze komen dus te staan binnen de ambachten van Nieuwer-Amstel en Sloten. Dit wordt - o. i. zeer terecht- door den Ambachtsheer van Nieuwer-Amstel -:- Walraven van Brederode, als voogd en momboir van zijne gemalin Margaretha van Borselen - als eene inbreuk op zijne jurisdictie beschouwd (Noot1) en is aanleiding tot een langdurig proces, hetwelk wij in een volgend verslag uitvoerig hopen te behandelen.
Noot1) Ter Gouw' vindt het ook zeer begrijpelijk, dat Brederode de banpalen niet op zijn gebied heeft willen dulden en moet dan ook erkennen dat de eerste aanleiding tot den twist door Amsterdam gegeven is.
S0001