1520
Amstelland wordt door het water bedreigd. Geen tijdelijke watersnood, ontstaan door storm en hoogen vloed, die dijk en sluis doet bezwijken, doch een voortdurend gevaar, dat niet in één bangen nacht, maar bij lang tijdsverloop Amstelland geheel zal worden-overstroomd. Het waterschap van Amstelland strekt zich wijder uit dan het oude land van Aemstel. Van tijd tot tijd hebben dorpen en polders niet tot Amstelland behoorende, zich. mede in dit waterschap gekocht. Het watert uit op het Y door vier gemeenelandssluizen: twee in den Middeldam, een te Ipesloot en de vierde sluis onder de Sint-Antonispoort. Aan de landzijde is dit waterschap van de omliggende, zoo Stichtsche als Hollandsche waterschappen afgesloten door dijken en dammen, en die afsluiting noemt men den Ring van Amstelland.
Al in de tweede helft der vijftiende eeuw is het zeewater allengs gerezen en zijn de zeegaten ten noorden van Holland wijder geworden. Maar vooral in de eerste jaren der 16de eeuw wordt de stand der Zuiderzee steeds hooger, en tengevolge daarvan heeft men dikwijls last van hoog binnenwater.
In een brief van Keizer Maximillaan van 28 Juni 1509 lezen wij dat de wateren so wel van buyten als van binnen, soo langher so meer aenwassen.
Wat het kwaad veel erger en zeer gevaarlijk maakt, is, dat het hooge water uit de omliggende polders met molens en pompen op het lager liggend Amstelland wordt geloosd; ja zelfs schroomen onze Stichtsche en Hollandsche buren niet, dammen op te breken om het water, dat zij teveel hebben, in Amstelland te laten loopen.
Wordt hieraan geen perk gesteld, dan zal binnen korten tijd Amstelland geheel bedorven zijn. Gelukkig bevindt zich onder de voornaamste ingelanden een man van gezag en invloed, die de zaak aandurft, - namelijk Jan Benninck, vroeger Schout van Amsterdam, thans Raad van Holland. Hij roept, na overleg met Burgerneesteren van Amsterdam, de ingelanden of hunne vertegenwoordigers op tot eene vergadering, die 17 Juli op het stadhuis aldaar gehouden wordt. De stad zelve en een groot getal harer poorters behooren mede tot de ingelanden van Amstelland. Van den bekenden Burgemeester Heyman Jacobszoon van der Ouder-Amstel wordt verhaald, dat hij van Amsterdam tot Ouderkerk genoegzaam over zijn eigen akkers kon gaan en dat hij onder Ouder-Amstel 400 morgen aan één stuk had liggen.
In deze vergadering voert Jan Benninck het woord "wel breet ende in 't lange", en hij toont aan, dat de overlast van water, behalve aan meer, het meeste te wijten is aan het opbreken van drie sloten in den ring van Amstelland, die altijd behoeren dicht gehouden te worden. Het eerste slot is de dam ter Aa. Dezen hebben de Stichtschen weggebroken. De Stichtsche polders malen op de Heikooper-wetering, die te Breukelen door eene sluis in de Vecht moet loozen, - en dit oudtijds ook deed, toen de sluis dagelijks openging; - nu echter gaat die sluis zelden of nooit meer open, omdat al het water door den opgebroken dam in Amstelland loopt.
Het tweede slot, alsmede een dam, is weggenomen door het Dijkgraafschap van Woerden. Dit dijkgraafschap heeft in de plaats van dien dam een verlaat met drijvende deuren gemaakt, waardoor het Woerderwater zoo vrij herwaarts loopt, alsof Amstelland een rivier of boezem van het Waterschap van Woerden is.
Het derde slot, dat is opgebroken, is de Billerdam, die de scheiding maakt tusschen de wateren van Amstelland en Rijnland, en dien de buren van Kalslagen en Nieuwveen, volgens de oude brieven, verplicht zijn dicht te houden. Maar de Ambachtsheer van Kalslagen heeft dien dam doen wegnemen, en laat er vaartuigen door tegen betaling van tolgeld, dat hij zonder 's Keizers verlof heeft ingesteld. Door dit gat nu watert bij sommige winden geheel Rijnland op Amstelland af.
Jan Benninck eindigt met het voorstel: iemand te benoemen, die, tot gemeene kosten der ingelanden, de verlossing van Amstelland uit dezen watersnood bewerken mag.
Wien anders kan de vergadering kiezen dan hem zelven, den wakkeren en invloedrijken man, die ten Hove iets te zeggen heeft?
S0001