00-00-1105 Bisschop Burchard NL
1. Afwijken van en terugdeinzen voor de rechtvaardigheid is strijdig met Gods wil. Rechtvaardigheid betrachten en een juist oordeel vellen is, zoals vaststaat, God zeer aangenaam.
2. Daarom zij het zowel de toekomstige als de huidige gelovigen in Christus bekend, dat ik, Burchardus, door Gods gratie bisschop van Utrecht, het geschil, dat er was tussen
3. de mensen van Sliedrecht en die van Hougninke zo rechtvaardig mogelijk volgens waarheid en recht heb opgelost en beëindigd.
4. Het geschil nu was, dat die van Hougninke zeiden, dat hun kerk, de Botteskerk genaamd, een op zich vrije moederkerk was en dat ze niet
5. onderdanig hoefde te zijn aan de kerk van Sliedrecht en die van Sliedrecht verzekerden, dat die kerk tot hun kerk behoorde en dat de kerk van Hougninke alles aan de kerk van Slie-
6. drecht moest afdragen, zoals een dochter dat moet doen aan haar moeder. Beide partijen zijn in mijn bijzijn gehoord. Die van Hougninke toonden een brief, die bisschop Conradus hun gegeven
7. had en poogden daarmee hun zaak te versterken en te verdedigen. De brief werd zeer nauwgezet doorgelezen. Daar hij echter onwettig was volgens het juiste oordeel van de proosten
8. en van alle aanwezige geestelijken werd de brief afgewezen. Zo hadden de zaak en het betoog van die van Sliedrecht de overhand en werd het allen duidelijk, dat die rechtmatig en goed gegrond waren. Derhalve werd er besloten en met recht
9. geoordeeld, dat de mensen van Hougninke aan de kerk van Sliedrecht onderhorig moesten zijn, de synode daar moesten nakomen, de kerk moesten opbouwen, het kerkhof moesten omheinen
10. en al het andere moesten doen, wat zonen aan de moederkerk verschuldigd zijn. Toch heb ik hun toegestaan in hun kerk, te weten de Botteskerk, mis te horen, te dopen en te begraven,
11. zo echter, dat de priester van Sliedrecht daar zingt, als hij dat wil.
Als hij dat niet wil, mag hij de priester daar als zijn plaatsvervanger beschouwen. Hierop heb ik mijn bisschoppelijke ban gelegd. Dat alles, wat
ik in deze zaak gedaan heb,
12. rechtsgeldig en gegrond is, heb ik in aanwezigheid van de vele geestelijken en leken met mijn bisschoppelijke ban bevolen (te aanvaarden). En opdat voor altijd in deze zaak het gezag van ons besluit stand houde en ongeschokt blijve,
13. hebben wij hierop bevolen deze brief te schrijven en door de afdruk van ons zegel te bekrachtigen en te ondertekenen. Er waren deugdelijke getuigen aanwezig zowel geestelijken als leken. Geestelijken: Rodulfus, proost van de grotere
14. kerk: Herimannus, proost van sint Bonifatius, Godebaldus, proost van sint Johannes; Engelbertus, proost van Vechten; Adalbertus, kapelaan van de bisschop, Van sint Bonifatius:
15. Raeto, Dodo, Cuerwaerus, Theodoricus, Adalhardus. Van sint Petrus: Sigbandus en Lautfridus.
Van sint Johannes: Fredericus. Van sint Maria: Rodulfus en Wezelo,
16. priesters. Parochianen: Hugo van Papendrecht, Sigfridus van Dubbelmonde, Franco van Herradeskerke, Engelfridus van Almisuthe,
17. Gisebertus van Wolfgersdijk, Cuerwoerus van Fornhe, Ravengerus van Hardinxveld, Adelhelmus van Riede. Dienaren van de bisschop:
18. Otto, burchtheer; Galo, schout ; Ansfridus, schout van Muiden; Wolfgerus, schout van Amstel. Uit Utrecht: Insfridus,
19. Giselbertus, Abbo, Laeferus, Gelpradus, Lautfridus en Arnulfus. Vrijen: Altgerus, Wolbodo, Aldraven,
20. Cuerwalo, Heinricus, Sileph, Sibrandus, Fredebertus, Leo, Adeloldus, Cuerboldus, Herebrandus en Isbodus.
21. Dit is gedaan in het jaar 1105 van de vleeswording des Heren, in de 13e indictie tijdens de regering van keizer Hendrik de Vierde.